Diffusie: Kleinere deeltjes in de vloeistof, vooral die in het nanometerbereik, vertonen willekeurige Brownse beweging als gevolg van thermische energie. Terwijl deze deeltjes door het filternet bewegen, botsen ze met de vezels. Sommige deeltjes kunnen vast komen te zitten wanneer ze tegen een vezel botsen en aan het oppervlak blijven plakken als gevolg van moleculaire krachten. Diffusie speelt een belangrijke rol bij het opvangen van ultrafijne deeltjes.

Onderschepping: Grotere deeltjes die groter zijn dan de openingen tussen de vezels kunnen worden opgevangen via het onderscheppingsmechanisme. Terwijl deze deeltjes door de vloeistof bewegen en de vezels naderen, kunnen ze in contact komen met de vezels en worden onderschept, net zoals een vlieg die in een spinnenweb vliegt. Het traject van het deeltje wordt veranderd door de aanwezigheid van de vezel, wat leidt tot invanging.
Impactie: Dit mechanisme is vooral effectief voor deeltjes met een grotere omvang en een hoger momentum. Wanneer vloeistof door het filternet stroomt, vervolgen deeltjes met voldoende momentum hun pad en botsen met de vezels, waar ze vast komen te zitten. De deeltjes worden in wezen door de vloeistofstroom op de vezels "geslagen".
Hechting: Sommige deeltjes kunnen zich aan de vezels hechten als gevolg van elektrostatische krachten of andere aantrekkelijke interacties. Als de filtervezels bijvoorbeeld geladen zijn of een bepaalde oppervlaktechemie hebben, kunnen ze deeltjes met tegengestelde ladingen of complementaire chemische eigenschappen aantrekken en vasthouden.
Dieptefiltratie: Een belangrijk kenmerk van veel vezelfilternetten is dieptefiltratie. Dit betekent dat deeltjes niet alleen vast komen te zitten op het oppervlak van de vezels, maar ook doordringen tot in de diepte van de filtermatrix. De onderling verbonden vezels creëren een doolhofachtige structuur waar deeltjes doorheen moeten navigeren, waardoor de kans groter wordt dat ze worden gevangen en verstopping wordt voorkomen.
Poriegrootte en verdeling: De grootte en verdeling van de openingen of poriën tussen de vezels spelen een cruciale rol bij het bepalen welke grootte van deeltjes kan worden opgevangen. Kleinere poriën vangen effectief kleinere deeltjes op, terwijl grotere poriën grotere deeltjes doorlaten.
Stroomdynamiek: De stroomsnelheid van de vloeistof die door het filternet stroomt, heeft ook invloed op het filtratieproces. Een gematigde stroomsnelheid zorgt voor voldoende contacttijd tussen deeltjes en vezels, waardoor de opvangefficiëntie wordt verbeterd.
De combinatie van deze mechanismen, samen met de eigenschappen van de gebruikte vezels en het algehele ontwerp van het filternet, bepaalt de filtratie-efficiëntie en effectiviteit. Het is vermeldenswaard dat filternetten vaak zijn ontworpen om specifieke mechanismen te optimaliseren op basis van de beoogde toepassing. Sommige filters kunnen bijvoorbeeld ontworpen zijn om uit te blinken in het opvangen van fijne deeltjes, terwijl andere wellicht prioriteit geven aan een grotere opvang van deeltjes of een grotere luchtstroomcapaciteit.